Schaakautomaten
Fred Pronk
Of het nu een column is of een mooi schaakverhaal dat maakt volgens mij niet uit. Het is in ieder geval een stukje geschiedenis van de schaaksport en dat is altijd leuk om te lezen.
Ik wens iedereen fijne feestdagen en een schitterend schaakjaar in 2011.
Schakers die bij de wereldtop horen verdienen tegenwoordig ruim genoeg geld om te leven, maar vroeger was dat anders.
Aan het begin van de vorige eeuw waren de prijzen bij toernooien lang niet slecht. Iemand die een belangrijk toernooi won, kon daar soms wel een jaar van leven. Alleen gingen er soms jaren voorbij zonder dat zo’n belangrijk toernooi met de sterksten van de wereld plaats vond. Hoe moesten ze in de tussentijd in leven blijven ?
Een van de vreemdste bijbaantjes die schakers gehad hebben, was het spelen in een schaakautomaat. Die Schaakautomaten waren grote poppen, die een schaakbord voor zich hadden, waarop zij tegen alle belangstellenden schaakten. In het onderlijf van de pop zat een kastje waarin een mens verborgen zat. De automaten waren zo ingenieus geconstrueerd, dat de toeschouwers alle deurtjes van het kastje konden opendoen, zonder de verborgen schaker te zien. Echte schaakautomaten waren het niet, want de zetten werden door de verborgen mens binnenin bedacht, maar toch waren het wonderen van technisch vernuft. De eerste schaakautomaat is het beroemdste geworden. Hij heette de Turk en werd in de achttiende eeuw geconstueerd. Een latere automaat heette Ajeeb. In dit geval stelde de pop een arabier voor. Een van de sterkste schakers die ooit geleefd hebben , heeft jarenlang op gevouwen gezeten in ajeeb. Het was de Amerikaan Harry pillsbury, die van 1872 tot 1906 leefde. Als hij niet zo jong gestorven was, was hij misschien wereldkampioen geworden. Tussen de toernooien door reisde hij in Amerika met ajeeb de kermissen af. Het was ongezond werk. Opgevouwen in een heel klein kasje kreeg je maar weinig frisse lucht. Het was soms ook gevaarlijk. Een cowboy die een partij tegen ajeeb verloren had schoot zijn revolver op de pop leeg en een dame stak er een keer een hoedenspeld door. Het was een wonder dat de schaker binnenin niet getroffen werd. Een andere automaat, die in dezelfde tijd in Europa rond reisde, was Mephisto. Een pop die de duivel voorstelde. Binnenin zat Isidor Gunsberg. Ook een hele sterke schaker, die een match om het wereldkampioenschap heeft gespeeld. In 1895 speelden Pillsbury en Gunsberg in een gewoon toernooi in de engelse badplaats Hastings. In zekere zin was hun onderlinge partij het wereldkampioenschap van de automaten, maar waarschijnlijk wisten zij dat zelf niet. Wie een automaat bestuurde moest dat streng geheim houden, om je publiek in de waan te laten dat het de machine was die schaken kon. Tegenwoordig zijn er echt machines die kunnen schaken, de computers. Veertig jaar geleden waren computers nog zo groot als een flinke huiskamer. Toen zouden wantrouwende mensen nog kunnen denken dat er een mens in verborgen zat. Nu computers zo klein zijn dat we ze in een koffertje mee op reis kunnen nemen, wordt dat wel erg onwaarschijnlijk. Het zou ook niets voor Kasparov zijn om zich in een kastje op te vouwen. Hij maakt zich liever groot.
De stelling van het diagram kwam voor in een partij die Mephisto speelde in de Engelse plaats Brighton in 1879. De tegenstander wenste slechts bekend te worden als ‘Mr. W’.
De duivel won mooi door een dubbel torenoffer.